De anticonceptiepil is één van de meest gebruikte medicijnen. Miljoenen vrouwen gebruiken de pil vele jaren achtereen, daardoor is er veel bekend over de veiligheid van de pil. Toch worden de hormonen uit de anticonceptiepil nog wel eens in verband gebracht met een grotere kans op bepaalde soorten kanker. In hoeverre verhoogt de pil de kans op kanker?
De meeste anticonceptiepillen bestaan uit een combinatie van oestrogenen en progestagenen hormonen. De werking van anticonceptie wordt voornamelijk bepaald door het progestageen hormoon. Het oestrogeen hormoon dient voornamelijk voor de cycluscontrole. Sinds de introductie van de anticonceptiepil in de jaren zestig, is de hoeveelheid hormonen in de pil aanmerkelijk lager geworden, zonder dat de betrouwbaarheid van de pil is verminderd.
Er zijn diverse onderzoeken gedaan naar het verband tussen het gebruik van de anticonceptiepil en de kans op borstkanker. Deze onderzoeken geven geen eenduidig beeld. Borstkanker komt relatief weinig voor op de leeftijd dat vrouwen de pil gebruiken. Ook andere factoren, zoals het aantal kinderen dat een vrouw heeft gekregen, bepalen het risico op borstkanker. Daarom is het trekken van een duidelijke conclusie over het borstkankerrisico moeilijk.
Tegenwoordig neemt men aan dat het gebruik van de anticonceptiepil bij huidige gebruikers een lichte verhoging van het risico op borstkanker geeft. Na het stoppen met de pil neemt dit risico weer af. Vrouwen die hormonen gebruiken tegen overgangsklachten én die in het verleden de anticonceptiepil hebben gebruikt, hebben een grotere kans op borstkanker. De anticonceptiepil mag niet meer worden gebruikt door vrouwen bij wie borstkanker geconstateerd is of die borstkanker hebben gehad.
Een onderzoek onder enkele tienduizenden vrouwen ging in op het verband tussen het gebruik van de hormonale anticonceptiepil en de kans op baarmoederhalskanker. Hieruit bleek dat langer dan 5 jaar gebruik van de pil een verband heeft met een zeer klein verhoogd risico op het krijgen van baarmoederhalskanker. Na stoppen daalt het risico geleidelijk in 10 jaar tot het normale basisrisico. De anticonceptiepil mag niet meer worden gebruikt door vrouwen bij wie baarmoederhalskanker is geconstateerd of die baarmoederhalskanker hebben gehad.
De derde vorm van kanker waarmee het verband met de anticonceptiepil is onderzocht is ovariumcarcinoom (eierstokkanker). Uit onderzoek bleek dat pilgebruikers ongeveer 25 procent lagere kans op eierstokkanker hebben dan vrouwen die de pil nooit gebruikten. Hoe langer vrouwen de pil gebruikten, des te lager werd het risico.
Naast een verminderde kans op eierstokkanker zijn er ook aanwijzingen dat het gebruik van de anticonceptiepil een vermindering van het risico op baarmoederkanker (endometriumcarcinoom) en dikke darmkanker (coloncarcinoom) zou geven. Om het risico op alle soorten kanker te vergelijken tussen vrouwen die de pil ooit hebben gebruikt en vrouwen die de pil nooit hebben gebruikt, is een grootschalig en langdurig onderzoek in Engeland gedaan: de Royal College of General Practitioner’s oral contraception study. Uit dit onderzoek bleek dat het gebruik van de anticonceptiepil geen toename van de kans op kanker veroorzaakt en waarschijnlijk zelfs een vermindering van het totale kankerrisico geeft.
Het kleine verhoogde risico bij weinig voorkomende vormen van kanker (cervix, centraal zenuwstelsel) en het ontbreken van een duidelijk verband met het veel voorkomende mammacarcinoom, is geen reden hormonale anticonceptie niet voor te schrijven. Zeker gezien het gunstige verband tussen de pil en eierstokkanker en de grote voordelen van hormonale anticonceptie. De voordelen wegen ruim op tegen de nadelen.
Meer weten over de gezondheidsrisico’s bij pilgebruik?
Lees hier meer over anticonceptie en de kans op hart- en vaatziekten.