Iemand met diabetes type 1 maakt zelf geen insuline aan en moet het daarom via de huid toedienen. En ook sommige mensen met diabetes type 2 gebruiken insuline, naast hun tabletten. Lees hier onze tips om het gebruik van insuline goed te laten verlopen.
Insuline spuit je onderhuids (subcutaan). Vanuit het onderhuids bindweefsel of vet wordt de insuline vervolgens gelijkmatig door de rest van het lichaam opgenomen. Insuline spuit je in de buik, dijen en billen. Uit iedere zone wordt de insuline met een andere snelheid door het lichaam opgenomen. Waar je het beste spuit is afhankelijk van de soort insuline. Vraag hierover advies bij je behandelaar.
Wanneer je de insuline vaak op dezelfde plek injecteert, kan er op die plek littekenweefsel ontstaan. Het is raadzaam de injectieplaats binnen één bepaalde lichaamszone regelmatig af te wisselen, zodat harde knobbeltjes onder de huid voorkomen worden. Dat is belangrijk omdat insuline dat wordt gespoten in het littekenweefsel minder goed door het lichaam wordt opgenomen.
Gebruik voor elke injectie een nieuw naaldje. Bij het injecteren ontstaan beschadigingen aan de naald waardoor het injecteren pijnlijker kan worden. Ook is het mogelijk wanneer je meerdere malen dezelfde naald gebruikt, dat je de huid meer beschadigt en er eerder littekenweefsel ontstaat. Ook kunnen er in het bloed op en in de naald bacteriën gaan groeien, wat het risico op een ontsteking verhoogt. Dit zelfde geldt voor de lancetten bij het meten van de bloedglucose.
De lengte van de naald is afhankelijk van je gewicht, postuur en de methode van injecteren. Als je een te lange naald gebruikt, prik je makkelijker in een spier en wordt de insuline niet goed aan het lichaam afgegeven. Heb je een fors postuur of overgewicht, kies dan juist wel voor een wat langere naald om de insuline op de juiste positie onder de huid te injecteren. Jouw diabetesverpleegkundige bepaalt samen met jou de juiste lengte van de naald.
Wil je meer weten over het injecteren van insuline? Van Heek Medical heeft 15 tips op een rijtje gezet voor het spuiten van insuline, lees het hier!
Er zijn verschillende soorten insulines:
Met de korter werkende insulines vang je een glucosepiek na een maaltijd op. Langer werkende insuline zorgt ervoor dat er altijd wat insuline in je bloed zit. Vaak wordt er een combinatie van verschillende soorten insulines voorgeschreven. Die gebruik je dan volgens het spuitschema dat voor jou gemaakt is.