Bij de verschillende vormen van incontinentie zijn er middelen die gebruikt zouden kunnen worden. Welke geneesmiddelen dit zijn en of ze werken, wordt beschreven in dit artikel. Behandeling met bekkenbodemoefeningen of blaastherapie heeft altijd de voorkeur.
"Medicijnen nemen maar een beperkte plaats in bij de behandeling van incontinentie."
Oestrogeenpreparaten
Wanneer de inspanningsincontinentie is ontstaan in de overgang, kan een oestrogeenpreparaat verbetering geven. Het vervangt dan het vrouwelijk hormoon dat het lichaam zelf niet meer aanmaakt. Door de afname van dit hormoon kunnen de spieren rondom het urinewegstelsel namelijk verslapt zijn geraakt. Oestrogeentabletten worden niet aanbevolen bij de behandeling van urine-incontinentie vanwege het verhoogde risico op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten en borstkanker. Beter kunnen dan vaginaal toegediende oestrogenen worden ingezet, maar aan hun werkzaamheid wordt getwijfeld.
Duloxetine
Duloxetine is een geneesmiddel dat zorgt voor versterking van de spieren rond de urinebuis. Het gevolg is minder last van ongewenst urineverlies. Het werd in 2004 als Yentreve in Nederland geregistreerd voor ‘de behandeling van vrouwen met matige tot ernstige stress-urine-incontinentie’ in de sterkten van 20 en 40 milligram, maar is nooit in de handel gebracht. Duloxetine is wel onder de merknaam Cymbalta in Nederland verkrijgbaar in de sterkten 30 en 60 milligram en geregistreerd voor de behandeling van ‘ernstige depressie’, ‘pijn ten gevolge van diabetische perifere neuropathie’ en ‘gegeneraliseerde angststoornis’. Het is onduidelijk waarom Yentreve in Nederland niet op de markt is gekomen. In Amerika is de aanvraag voor een handelsvergunning voor de behandeling van inspanningsincontinentie met duloxetine teruggetrokken, vanwege een verhoogd risico op zelfmoord.
"Bij inspanningsincontinentie en gemengde incontinentie is oefentherapie van de bekkenbodemspieren eerste keus."
"Bij aandrangincontinentie is blaastraining eerste keus."
Anticholinergica
Geneesmiddelen met een zogenaamd anticholinergisch effect werken door de neurotransmitter acetylcholine (signaalstof in de hersenen) te remmen. Eén van de effecten van anticholinergica is vermindering van de samentrekkingen van de blaasspier. Hierdoor werken ze bij aandrangincontinentie. Anticholinergica kunnen soms echter vervelende bijwerkingen geven. De meest voorkomende bijwerking van anticholinergica is een droge mond.
Daarnaast kan het gebruik van anticholinergica onder andere gepaard gaan met bepaalde oogklachten en achteruitgang van het denkvermogen. Glaucoom en Alzheimer zijn daarom aandoeningen waarbij ze beter niet gebruikt kunnen worden. Maar ook bij een vergrote prostaat of colitis ulcerosa kunnen anticholinergica beter vermeden worden. Wanneer iemand andere geneesmiddelen gebruikt die ook een anticholinergisch effect hebben (zoals bepaalde Parkinsonmiddelen of antidepressiva) wordt de kans op bijwerkingen groter.